THEMA BARMHARTIGHEID VANUIT EEN JOODSE OPTIEK

Barmhartigheid heeft als algemene definitie: Mededogen met mensen die het moeilijk hebben Ontfermen over mensen in woord en daad Compassie.

In het Jodendom heeft barmhartigheid te maken met plichten en rechten In concreet zetelt de barmhartigheid op twee pilaren.
1. Tzedakah= letterlijk gerechtigheid, speciaal het beoefenen van sociale gerechtigheid door weldadigheid.
2. Gemiloet Chassadiem= het financieel steun verlenen aan minder bedeelden.


Het geven van Tzedakah is van zelfsprekend. Het hoeft niet gezegd te worden. Een analogisch voorbeeld: Een man komt thuis van de synagoge en zijn vrouw vraagt waar de drasja/preek over ging. De rabbijn had het over zonde, zegt de man. En wat zei de rabbijn verder, vraagt de vrouw, waarop de man antwoordt: hij was er tegen. "Van zelf sprekend".

De grote Joodse geleerde uit de Middeleeuwen Maimonides (1135-1204) zet uiteen dat er 8 niveaus van geven/tzedaka zijn, d.w.z. 8 legitiems niveaus zijn waarop de tzedakah-verplichting kan worden ingevuld.

Vanaf 1. ben je een tzadiek=rechtvaardige persoon ?

en bij 8. ben je iets tussen nebbisj en sjlemiel ? 

                    1. werk verstrekken aan een arm persoon (of de persoon geld lenen om een zaak te starten) zodat deze niet meer van tsedaka of liefdadigheid afhankelijk is.
                    2. anoniem geven aan een onbekende ontvanger
                    3. anoniem geven aan een bekende ontvanger.
                    4. publiekelijk geven aan een onbekende ontvanger.
                    5. publiekelijk geven aan een bekende ontvanger, voor het wordt verzocht
                    6. publiekelijk voldoende geven aan een bekende ontvanger, nadat het wordt verzocht.
                    7. publiekelijk onvoldoende geven aan een bekende ontvanger, maar gewillig.
                    8. publiekelijk ongewillig geven aan een bekende ontvanger.

Van oudsher en in sommige Joodse kringen houdt men zich aan 10% van je inkomen naar liefdadigheidsinstellingen. In de tijd van de Tempel in Jerusalem tot het jaar 70 van de verwoesting werd 10% van je inkomen(oogst) aan de priester geschonken. Tegenwoordig in Nederland gaat tussen de 30 en 52% naar de belasting. Vergelijk dat vroeger een boer bij het oogsten de hoeken van zijn veld ongeoogst liet zodat de armen, wees en weduwe hun voedselbank daar vonden. Korte citaten: Niet geven is gelijk aan de uitdrukking, Steel niet van een arme persoon, omdat die arm is. Tzedakah is niet echt jouw geld, maar het geld dat G'd je toevertrouwd heeft. Niet tzedakah geven is gelijk aan het aanbidden van afgoden.

Andy